Coördinatoren

Vrijwilligers

Kletsmaatjes

Taalschool

Werkvloer

Begrippenlijst

Contactgemeente. Digimeter. KNM. KMS. Leerwerkloket. Begint het jou ook een beetje te duizelen? In het werkveld van de volwasseneneducatie, laaggeletterdheid en inburgering worden veel begrippen gebruikt. En dat zorgt regelmatig voor onduidelijkheid.


Om jou te helpen met al deze termen en begrippen is er onze begrippenlijst.

  • Per begrip alle verschillende betekenissen die gebruikt worden.
  • Elk begrip wordt uitgelegd in relatie tot wet- en regelgeving.
  • Begrippen zijn op alfabetische wijze te vinden of per thema.


De begrippenlijst is een initiatief van het Steunpunt Basisvaardigheden en Het Begint met Taal. De lijst is ontwikkeld door het ITTA, kennisinstituut voor taalontwikkeling. De volgende organisaties hebben kritisch meegelezen: Stichting Lezen en Schrijven, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Huis der Taal, Vluchtelingenwerk Zuid-Nederland en Gilde SamenSpraak Leiden.


Aanbesteding

Bij een aanbesteding maakt een overheidsorganisatie bekend dat zij een opdracht wil laten uitvoeren. Organisaties mogen vervolgens een voorstel doen voor het uitvoeren van deze opdracht. Bij een openbare aanbesteding gaat het meestal om relatief grote opdrachten. Bij kleinere opdrachten wordt meestal een beperkt aantal organisaties uitgenodigd om een voorstel te doen en een offerte te maken (‘onderhands aanbesteden’).

Een andere manier om diensten te laten uitvoeren, is subsidie verstrekken.

Aanbieder

Een aanbieder is een organisatie die formele en/of non-formele volwasseneneducatie (taal, rekenen en/of digitale vaardigheden) aanbiedt.

Alfabetisering

Alfabetisering is het proces van taalverwerving gericht op de ontwikkeling van lees- en schrijfvaardigheid. Het begint bij de ontwikkeling van technisch kunnen lezen en schrijven. Bijvoorbeeld het beheersen van het schrift. Daarna wordt de stap naar functioneel lezen en schrijven gemaakt. Bijvoorbeeld het lezen en begrijpen van een tekst, het invullen van een formulier etc. Het aanleren van lezen en schrijven bij volwassenen vraagt specifieke kennis en vaardigheden van een docent met expertise op het gebied van alfabetisering.

Analfabeet / ongeletterd

Mensen die analfabeet zijn, zijn ongeletterd. Zij kunnen niet lezen en schrijven, in welke taal dan ook. Het aanleren van lezen en schrijven bij volwassenen vraagt specifieke vaardigheden en competenties van een docent met expertise op het gebied van alfabetisering. Mensen die laaggeletterd zijn, zijn niet altijd analfabeet. Soms kunnen zij een beetje lezen en/of schrijven of dat niet in het Latijnse schrift maar wel in een ander schriftsysteem.

(Zie Laaggeletterdheid).

Anders-alfabeet

Anders-alfabeten zijn mensen die uitsluitend kunnen lezen en schrijven in een ander schrift dan het Latijnse schrift. Onder het Latijnse schrift vallen onder meer het Nederlands en Engels. Anders-alfabeten zijn geen analfabeten, maar ze kunnen wel laaggeletterd zijn in die andere taal en schrift: ze beschikken over meer of minder lees- en schrijfvaardigheden in bijvoorbeeld het Arabisch of Chinees. Het NT2-onderwijs aan deze taalleerders richt zich op het aanleren van de Nederlandse klanken en letters. Daarna kunnen zij doorstromen naar het reguliere NT2- onderwijs.

Anderstalig

Iemand is anderstalig wanneer hij/zij een andere moedertaal heeft dan het Nederlands en het Nederlands niet op of boven niveau 2F van het Referentiekader Taal en Rekenen beheerst. Nederlands is voor deze persoon dus niet de eerste taal. De mate van geletterdheid staat hier los van. Iemand kan anderstalig zijn, maar ook het Nederlands vloeiend beheersen.

ANT2

Alfabetisering Nederlands als tweede taal. ANT2 verwijst naar het taalonderwijs aan mensen die een andere moedertaal dan het Nederlands hebben en moeite hebben met technisch én functioneel lezen en schrijven tot niveau A2 van het ERK. Taalleerders in het ANT2-onderwijs kunnen als analfabeten ofwel niet lezen en schrijven in het schrift van hun eigen taal of alleen niet in het Latijnse schrift. Zij leren dus tegelijkertijd zowel de Nederlandse taal (spreken en begrijpen) als technisch en functioneel lezen en schrijven. Dit onderwijs vraagt specifieke kennis en vaardigheden van een docent met expertise op het gebied van alfabetisering bij anderstaligen.

Arbeidsmarktregio

Een arbeidsmarktregio is een gebied waarbinnen UWV en gemeenten ondersteuning en diensten bieden aan mensen die op zoek zijn naar werk en werkgevers. Nederland is onderverdeeld in 35 arbeidsmarktregio’s.
 

Zie www.werk.nl

Arbeidsmigrant

Een arbeidsmigrant is iemand die naar Nederland komt om (beter betaald) werk te vinden. Deze persoon vertrekt op vrijwillige basis uit zijn eigen land en kan altijd veilig terugkeren. Een arbeidsmigrant is veelal voor beperkte duur in Nederland voor werk, maar in de praktijk komt het geregeld voor dat arbeidsmigranten zich na verloop van tijd permanent in Nederland vestigen. Ze bouwen er een bestaan op, hun kinderen gaan hier naar school en ze maken onderdeel uit van de Nederlandse samenleving. Afhankelijk van het land van herkomst zijn arbeidsmigranten die zich permanent willen vestigen in Nederland wel of niet inburgeringsplichtig. Zo zijn arbeidsmigranten afkomstig uit de EU bijvoorbeeld niet inburgeringsplichtig.

Asielzoeker

Een asielzoeker is iemand die zijn land verlaat en de bescherming van een ander land inroept, bijvoorbeeld omdat er oorlog is in zijn thuisland. Het land waar iemand asiel aanvraagt, zoekt eerst uit of iemand gegronde redenen heeft om asiel aan te vragen. Een asielzoeker kan een asielvergunning krijgen als hij als vluchteling kan worden beschouwd. Een asielvergunning wordt ook wel een verblijfsvergunning genoemd. In principe kan iedereen die een asielaanvraag indient, als asielzoeker worden beschouwd. Vluchtelingen zijn asielzoekers die voldoen aan de criteria om als vluchteling te worden beschouwd, zoals bepaald in het Vluchtelingenverdrag, zie www.wetten.overheid.nl.


(Zie Statushouder).

Basisexamen inburgering buitenland

Mensen die niet uit de EU, de Europese Economische Ruimte (EER), Turkije of Zwitserland komen en die voor langere tijd naar Nederland willen komen en hier willen wonen, zijn verplicht dit basisexamen af te leggen. Het basisexamen maken zij voordat zij naar Nederland komen in hun land van herkomst. Vluchtelingen hoeven dit examen niet te doen. Dit examen geldt bijvoorbeeld voor mensen die bij hun partner willen gaan wonen of iemand die geestelijk bedienaar is (dominee, priester, imam etc.). Met dit examen kunnen zij aantonen dat ze het Nederlands op een startniveau beheersen, taalniveau A1 van het ERK/CEFR. Het examen bestaat uit drie toetsen: Spreekvaardigheid, Leesvaardigheid en Kennis Nederlandse Samenleving. Het basisexamen wordt afgenomen op een Nederlandse ambassade of consulaat. Na dit examen zijn deze mensen nog niet ingeburgerd. In Nederland kunnen zij verder voldoen aan hun inburgeringsplicht, mits zij aan de vereiste documenten voldoen. Vluchtelingen hoeven dit examen niet te doen.


Zie www.naarnederland.nl. (Zie ERK/CEFR).

Basisvaardigheden

Binnen de volwasseneneducatie wordt onder de basisvaardigheden verstaan: taal-, reken- en digitale vaardigheden voor volwassenen. Onder taal verstaan we Nederlands als tweede taal en Nederlands als moedertaal. Met voldoende beheersing van de basisvaardigheden kan een volwassene zich zelfstandig redden in de maatschappij, deze persoon is zelfredzaam.

Blik op Werk Keurmerk

Blik op Werk Keurmerk is een keurmerk dat uitgegeven wordt door de stichting Blik op Werk. Alle mensen die inburgeren (zowel inburgeringsplichtigen als vrijwillige inburgeraars) kunnen een lening bij DUO aanvragen voor de bekostiging van hun inburgeringstraject. Het geld van deze lening mag alleen worden besteed bij een taalaanbieder met het Blik op Werk Keurmerk. Een school of instituut met het Blik op Werk Keurmerk is te herkennen aan het groengele logo van Blik op Werk.


Zie www.blikopwerk.nl/inburgeren

COA

Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers. Deze organisatie is verantwoordelijk voor de opvang van asielzoekers en hun begeleiding in de eerste fase in Nederland. COA is een zelfstandige organisatie, maar valt onder de politieke verantwoordelijkheid van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Coaching

Coaching in het onderwijs is erop gericht mensen (zelf) te leren leren. Het is niet (per se) hetzelfde als wat taalcoaches doen. Een coach helpt de leerder bij het verhelderen van zijn/ haar leervragen, keuzes maken voor doelen, leeracties bedenken, reflecteren en evalueren.

Een coach doet dit door open vragen te stellen, te luisteren en de leerder aan te moedigen. De leerder heeft de regie, de coach ondersteunt het proces. Samen dingen ondernemen en oefenen met de Nederlandse taal doet een coach niet, maar een taalcoach juist wel

(Zie Taalcoach/vrijwilligers NT1 en Taalcoach/vrijwilliger NT2).

Competentie

Een competentie is het vermogen om een taak met de juiste kennis, vaardigheden en attitude te verrichten. Iemand die competent is, weet op een juiste passende manier te handelen. Binnen de volwasseneneducatie zijn voor docenten vereiste competenties beschreven in competentieprofielen voor docent Basisvaardigheden, docent NT2 (zie competentieprofiel BVNT2) en docent NT1, docent rekenen en docent Digitale vaardigheden (zie Raamwerk docentcompetenties basisvaardigheden).

Voor verschillende rollen van taalvrijwilligers voor NT2 worden competenties beschreven in het VIME-model.

Voor vrijwilligers voor NT1 is het Vrijwilligersmodel-NT1 ontwikkeld.

Contactgemeente

Een contactgemeente is de eindverantwoordelijke gemeente in een WEB-regio. De contactgemeente is het aanspreekpunt voor het Rijk, legt verantwoording af over de besteding van de middelen voor volwasseneneducatie (WEB-middelen) en is als eerste verantwoordelijk voor het verzorgen van een passend educatieaanbod in de regio. De contactgemeente heeft een coördinerende functie bij het organiseren van opleidingen en activiteiten taal, rekenen en digitale vaardigheden in de regio (passend bij doelgroepen), maar doet dit altijd in overleg met andere gemeenten in de regio. In overleg kan ook bepaald worden dat de gemeenten in de WEB-regio elk een eigen plan maken. In het veld van volwasseneneducatie wordt een contactgemeente ook wel een centrumgemeente genoemd.

Nota bene: er is een verschil tussen de arbeidsmarktregio’s (SZW) en de WEB-regio’s (OCW). Deze komen grotendeels overeen, maar niet helemaal. Als een gemeente wisselt van arbeidsmarktregio, wisselt deze niet automatisch van WEB-regio (en vice versa).

Bronnen:

Diagnostische toets

Een diagnostische toets is een toets die afgenomen wordt om inzicht te krijgen in wat een leerder al goed doet en aan welke aspecten iemand nog extra aandacht moet besteden om de betreffende vaardigheid te verbeteren of op een gewenst niveau te krijgen. Bijvoorbeeld spelling, woordenschat, uitspraak, vermenigvuldigen met tientallen of het versturen van een e-mailtje.

Digimeter

De Digimeter geeft gemeenten, bedrijven, schuldhulpverleningsorganisaties, formulierenbrigades en andere organisaties snel een indicatie of hun cliënten, werknemers of klanten moeite hebben met digitale vaardigheden. Het is een online test met een aantal korte vragen, die deelnemers kunnen maken op een computer. De Digimeter is geen toets. Als na het afnemen van de Digimeter blijkt dat iemand moeite heeft met digitale vaardigheden, dan dient door middel van een betrouwbare toets het niveau van digitale vaardigheden vastgesteld te worden.

 

Meer informatie over de Digimeter is te vinden op www.basismeters.nl

Digitale vaardigheden

Digitale vaardigheden zijn vaardigheden om met internet, apps, digitale apparaten en programma’s om te kunnen gaan. De precieze definitie ervan is lang onderwerp van discussie geweest. De Universiteit van Twente heeft een internationaal geaccepteerd raamwerk ontwikkeld dat bestaat uit vier soorten vaardigheden die van toepassing zijn op de algemene bevolking.* Digitale vaardigheden zijn onder verdeeld in:

• Operationele en technische vaardigheden l Sociale en communicatievaardigheden
• Informatievaardigheden
• Content creatievaardigheden

Bij elk van deze 4 typen vaardigheden kan weer onderscheid worden gemaakt in functionele en kritische vaardigheden. Bij functionele vaardigheden gaat het bijvoorbeeld om knoppenkennis, zoekfunctie kunnen gebruiken of een profiel aanmaken op sociale media. Kritische vaardigheden hebben betrekking op bewust en kritisch omgaan met digitale media en het internet. Denk aan het kunnen selecteren en gebruiken van betrouwbare informatie uit digitale bronnen, weten hoe online promoties en advertenties werken, ethische overwegingen kunnen maken bij taggen of delen of begrijpen dat zoekresultaten beïnvloed worden door algoritmen.

Zie voor de eindtermen digitale vaardigheden zoals die in de WEB (Regeling eindtermen educatie 2013) gedefinieerd zijn: https://wetten.overheid.nl/BWBR0032543/2020-11-25#Bijlage8

• https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2020/12/20/ digitale-vaardigheden-een-onderzoeks-en-beleidsagenda

Diplomaerkenning

Voor opleidingen formele volwasseneneducatie moeten aanbieders bij DUO een diploma-erkenning aangevraagd worden.* Dit geldt voor de volgende opleidingen:

• Opleidingen Nederlandse taal en rekenen, gericht op alfabetisering en op het ingangsniveau van het beroepsonderwijs (art. 7.3.1, eerste lid, onder b, WEB**);

• Opleidingen Nederlands als tweede taal, gericht op beheersing van een basisniveau Nederlandse taal (art. 7.3.1, eerste lid, onder d, WEB**) ;

• Opleidingen Nederlands als tweede taal, gericht op alfabetisering (art. 7.3.1, eerste lid, onder e, WEB**).

• Opleiding Digitale vaardigheden, gericht op redzaamheidniveau basisvaardigheden van volwassenen;

• Opleiding digitale vaardigheden, gericht op het ingangsniveau van de opleidingen van het beroepsonderwijs.

* Bronnen:

** Bron: Artikel 7.3.1: https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR000762 5&hoofdstuk=7&titeldeel=3&z=2021-01-01&g=2021-01-01

Docent Basisvaardigheden

Een docent Basisvaardigheden onderwijst taal (Nederlands als tweede taal en Nederlands als moedertaal), rekenen en/of digitale vaardigheden aan laagopgeleide volwassenen binnen de volwasseneneducatie.

Zie Modules docent basisvaardigheden.

Docent NT1

Een docent NT1 is gespecialiseerd en gecertificeerd op het gebied van lees- en schrijfonderwijs in het Nederlands aan volwassen deelnemers met weinig schoolervaring is en voor wie het Nederlands de moedertaal is. Een docent NT1 geeft ook les aan deelnemers met weinig schoolervering en een anderstalige achtergrond met een minimaal niveau voor luisteren en spreken op beheersingsniveau B1 / op weg naar B2 uit het Europees Referentiekader (ERK/CEFR). De deelnemers met een anderstalige achtergrond zijn al wel goed aanspreekbaar in het Nederlands en hebben een relatief grote woordenschat in het Nederlands.

Zie Modules docent basisvaardigheden.

Docent NT2

Een docent NT2 is gespecialiseerd en gecertificeerd op het gebied van taalonderwijs aan volwassen deelnemers met een andere moedertaal dan het Nederlands – dit kunnen zowel hoogopgeleide leerders zijn als leerders met weinig schoolervaring. Een docent NT2 heeft een diploma van een van de bestaande docentenopleidingen NT2 of het certificaat van de beroepsvereniging voor NT2-docenten (BVNT2).

Zie www.bvnt2.org.

Doelgroepen educatie

In de WEB wordt onderscheid te maakt tussen drie doelgroepen: analfabeten, laaggeletterden en vrijwillige inburgeraars. Voorwaarde voor gebruik van de WEB-middelen, is dat inburgeringsplichtigen daar geen gebruik van kunnen maken en dat het moet gaan om inwoners van de gemeente van 18 jaar of ouder.* In artikel 7.3.1 van de WEB is vastgelegd welke opleidingen educatie worden onderscheiden.

In de praktijk van het aanbod overlappen sommige doelgroepen. Voor een begrippenkader in aansluiting op de Handreiking voor gemeenten om op kwaliteit te sturen, kunnen we de doelgroepen ook als volgt definiëren:

• Analfabeten. Dit betreft mensen die niet of nauwelijks technisch kunnen lezen en schrijven. Dit kunnen NT1-ers zijn en NT2-leerders )bijvoorbeeld vrijwillige inburgeraars); Deze mensen zijn strikt genomen ook laaggeletterd.

• Laaggeletterden NT1, die wel (enigszins) gealfabetiseerd zijn en die hun taal-, reken- of digitale vaardigheden willen verbeteren om hun zelfredzaamheid te vergroten of om in te stromen in het beroepsonderwijs.

• NT2-leerders die wel technisch kunnen lezen en schrijven en die hun Nederlandse taalvaardigheden beogen te verbeteren, door deelname aan een opleiding Nederlands als tweede taal en/of het afleggen van het Staatsexamen NT2. Dit kan in het kader van vrijwillige inburgering, nadat aan de inburgeringsplicht voldaan is of om andere redenen.

NT2 leerders die onder bovenstaande doelgroepen kunnen vallen en dus gebruik kunnen maken van WEB-middelen zijn bijvoorbeeld ex-inburgeraars, kennismigranten, arbeidsmigranten, expats en de zogenaamde GIPS- en MOE-landers (mensen uit Zuid- en Midden-Europa en Ierland).

* Memorie van toelichting WEB wetswijzing 2015: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33911-3.html

** Bron: Artikel 7.3.1: https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR000762 5&hoofdstuk=7&titeldeel=3&z=2021-01-01&g=2021-01-01

ERK/CEFR

Europees Referentiekader / Common European Framework of References. Dit referentiekader heeft betrekking op
de beheersingsniveaus van vreemde talen. Er worden drie hoofdniveaus onderscheiden; A, B en C. Per hoofdniveau is er een lage en een hoge kant. Zo zijn er in totaal zes beheersingsniveaus. Het ERK/CEFR beschrijft per beheersingsniveau voor luisteren, lezen, spreken, gesprekken voeren en schrijven wat je moet kunnen (in diverse contexten en voor verschillende doelen) en hoe goed je het moet kunnen (mate van correctheid). Niveau A1-A2 = beginnende gebruiker, niveau B1-B2 is onafhankelijke gebruiker, niveau C1-C2 = vaardige gebruiker. A1 is de absoluut beginnende taalleerder, C2 is bijna-moedertaalspreker.

In Nederland is een ‘vertaling’ gemaakt van het ERK naar Nederlands als tweede taal: het Raamwerk NT2 (zie aldaar). Voor NT1 wordt het Referentiekader taal en rekenen gebruikt (zie aldaar), dat niet gebaseerd is op het ERK.

Erkende aanbieder

Deze term wordt gebruikt voor aanbieders die formele educatie aanbieden.

Formele educatie

In de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) wordt formele educatie gedefinieerd als educatie die gericht is op het vergroten van basisvaardigheden volgens vastgestelde eindtermen en
die wordt afgesloten met een erkend diploma. De vastgestelde eindtermen beschrijven de leerdoelen en het niveau van het educatieaanbod.

Als een aanbieder formele educatie wil aanbieden, moet deze diploma-erkenning aanvragen bij DUO. Zo kan een aanbieder bijvoorbeeld voor een opleiding rekenen diploma-erkenning aanvragen en toegekend krijgen. Deze opleiding komt dan onder toezicht te staan van de onderwijsinspectie en het diploma of certificaat wordt door OCW erkend (zie: diplomaerkenning).

In de praktijk gaat het doorgaans om opleidingen die zich in de school afspelen en waarbij de docent zorgdraagt voor kennisoverdracht. Deelnemers kunnen ter afronding een diploma of certificaat krijgen dat door het ministerie van OCW wordt erkend.

Functioneel analfabeet

Een functioneel analfabeet is iemand die wel technisch kan lezen en schrijven, maar deze vaardigheden in dagelijkse situaties niet of nauwelijks functioneel kan toepassen. Bijvoorbeeld het invullen van een formulier, een informatiebord op het station met aankomst- en vertrektijden lezen, of de ondertiteling op televisie begrijpen. Iemand die functioneel analfabeet is wordt ook wel laaggeletterd genoemd. De term is enigszins dubbelzinnig; een analfabeet kan namelijk helemaal niet lezen en schrijven (technisch en functioneel) een laaggeletterde kan wel een beetje lezen en schrijven (technisch en functioneel), maar is daarin onvoldoende zelfstandig en zelfredzaam.

(Zie Laaggeletterdheid, Analfabeet, Functionele geletterdheid).

Functionele geletterdheid

Functionele geletterdheid is de vaardigheid om gedrukte en geschreven informatie te gebruiken. Het kunnen lezen of schrijven zelf is een technische vaardigheid, kunnen begrijpen wat je leest of kunnen opschrijven wat je wilt zeggen, is een functionele vaardigheid. Om zelfstandig te functioneren in de maatschappij, je eigen doelen te realiseren en je eigen kennis en mogelijkheden te ontwikkelen, is het belangrijk functioneel geletterd te zijn.

Functionele lees- en schrijfvaardigheid

Functionele lees- en schrijfvaardigheid is de mate waarin iemand lees- en schrijfvaardig is om taaltaken uit te voeren die relevant zijn voor de situaties die iemand in het dagelijks leven tegenkomt. Het kunnen begrijpen wat je leest of kunnen opschrijven wat je wilt zeggen is een functionele vaardigheid. Bijvoorbeeld het kunnen schrijven van een sollicitatiebrief of het kunnen begrijpen van informatie op de website van de gemeente.

Gecijferdheid

Gecijferdheid is de mate waarin iemand vaardig is in het omgaan met situaties in het dagelijks leven waarin getallen, maten en verbanden een rol spelen. Bijvoorbeeld omgaan met geld, tijd, maten, maar ook met tabellen en grafieken. Iemand is voldoende gecijferd om zelfredzaam te kunnen zijn als deze persoon functioneert op niveau 2F van het Referentiekader Taal en Rekenen. Om voldoende gecijferd (>2F) te kunnen zijn, dient iemand over rekenvaardigheid te beschikken.


(Zie Referentiekader Taal en Rekenen, Rekenvaardigheid).

Geletterdheid

Geletterdheid is het vermogen om zelf tekst te schrijven en geschreven tekst te lezen, te begrijpen, te evalueren, te gebruiken en toe te passen in de maatschappij en het persoonlijk leven. Het is het vermogen om eigen doelen te bereiken en je kennis en potentieel verder te ontwikkelen met behulp van geschreven tekst. Geletterdheid omvat luisteren, spreken, schrijven, gecijferdheid en het gebruik van alledaagse technologie. Iemand is voldoende geletterd om zelfredzaam te kunnen zijn in de maatschappij als deze persoon functioneert op niveau 2F van het Referentiekader Taal en Rekenen

(Zie Referentiekader Taal en Rekenen)

Gezinshereniging

Iemand die in Nederland woont, kan zijn gezin(lid) dat in het buitenland verblijft, naar Nederland laten overkomen. Dit geldt voor zowel vluchtelingen als niet-vluchtelingen. Nadat een vluchteling een verblijfsvergunning heeft verkregen, heeft hij drie maanden de tijd om een aanvraag voor gezinshereniging in te dienen. Het gezin(lid) dat naar Nederland komt, krijgt bij binnenkomst een vluchtelingenstatus. Dit gezin(lid) is dan ook inburgeringsplichtig en doorloopt dezelfde procedures als vluchtelingen die niet door middel van gezinshereniging naar Nederland zijn gekomen. Niet-vluchtelingen kunnen ook hun gezin(lid) laten overkomen, voor hen gelden andere regels. Zij zullen o.a. eerst een Basisexamen Inburgering Buitenland moeten doen, voordat zij naar Nederland kunnen komen.
 

Zie www.ind.nl.


(Zie Basisexamen Inburgering Buitenland).

Gezondheidsvaardigheden

Iemand die gezondheidsvaardig is heeft de vaardigheden om informatie over zijn/haar gezondheid op te zoeken, te begrijpen en vervolgens toe te passen. Iemand kan bijvoorbeeld:

  • informatie over medicijnen, gezonde leefstijl, een zorgverzekering lezen;
  • afspraken noteren, zich inschrijven voor een cursus, een formulier invullen bij de huisarts;
  • op tijd de juiste hoeveelheden medicijnen innemen (rekenvaardigheden);
  • telefonisch een afspraak maken, luisteren, klachten formuleren tijdens een gesprek; sociaal vaardig zijn door bijv. vragen durven stellen, afwegingen maken, beslissingen nemen;
  • digitaal vaardig zijn, bijv. informatie opzoeken op internet, een herhaalrecept bestellen bij de apotheek.

Mensen met lage basisvaardigheden hebben een verhoogde kans op lage gezondheidsvaardigheden. Zij zijn dan ook extra kwetsbaar voor gezondheidsproblemen en kunnen zichzelf minder goed informeren over de zorg en gezond gedrag.

Hoogopgeleid

Leerders met een opleidingsachtergrond die vergelijkbaar is met HBO en universiteit. Deze doelgroep valt in principe ook onder de WEB, denk aan trajecten richting Staatsexamen NT2 of Nederlandse senioren die een cursus digitale vaardigheden volgen.

Inburgeraar / inburgeringsplichtige

Mensen die nog moeten voldoen aan hun inburgeringsplicht. Binnen deze doelgroep zijn verschillende benamingen in gebruik en ook verschillende subdoelgroepen te onderscheiden (asielmigranten, statushouders, vluchtelingen, inburgeringsplichtigen, gezinsherenigers, gezinsvormers, nareizigers). De verschillen hebben echter geen implicaties voor het soort aanbod dat zij zouden moeten krijgen.

Gebruik van de WEB-middelen is voor inburgeringsplichtigen niet mogelijk. Taalcontact via taalmaatjes of extra ondersteuning in het Taalhuis kan zeker van waarde zijn voor inburgeraars, maar moet dus bekostigd worden uit andere middelen.

Inburgering

De overheid wil dat mensen die niet uit Nederland komen en die zich permanent willen vestigen in Nederland, actief meedoen aan de samenleving en zo snel mogelijk economisch zelfstandig zijn. Daarom is er de Wet Inburgering. In deze wet staat dat mensen die naar Nederland komen en hier wonen de Nederlandse taal moeten leren, dat zij moeten weten hoe de Nederlandse samenleving in elkaar zit en hoe zij werk kunnen vinden. Om te kunnen inburgeren is er een inburgeringsexamen. Inburgeraars zijn verplicht het examen binnen een bepaalde tijd te halen. Sinds 1-1-2013 geldt een termijn van 3 jaar om aan de inburgeringsplicht te voldoen.


Als iemand tussen de 18-65 jaar is en langdurig in Nederland komt wonen, dan heeft hij in principe een inburgeringsplicht. Die plicht bestaat niet bij een tijdelijk verblijf voor werk of studie (expats bijvoorbeeld), als de persoon een Nederlands paspoort heeft, afkomstig is uit de EU, de Europese Economische Ruimte (EER) of Zwitserland; ouder is dan de pensioengerechtigde leeftijd; acht jaar of langer in Nederland woonde toen hij leerplichtig was of beschikt over Nederlandse diploma’s, certificaten of bewijsstukken van een opleiding in de Nederlandse taal; jonger dan 18 jaar is.

In de huidige wet Inburgering zijn inburgeraars zelf verantwoordelijk voor hun inburgeringstraject en het voldoen aan de inburgeringsplicht. Vanaf 2022 treedt een nieuwe wet Inburgering in werking, met nog steeds de termijn van 3 jaar, maar waarin de gemeenten de regie over het inburgeringstraject van de inburgeraar voeren. Net is als in de huidige wet zijn er verschillen tussen rechten van statushouders en rechten van gezinsmigranten in waarin de gemeente voorziet en wat mensen zelf moeten regelen en betalen.

Inburgeringsplichtigen kunnen baat hebben bij non-formele educatie. Ook kan het opportuun zijn om inburgering en educatie te combineren vanwege volumes. Dit vergt secure registratie en gescheiden geldstromen: zolang iemand nog inburgeringsplichtig is, mag er geen gebruik gemaakt worden van Web-middelen.

Inburgeringsexamen

Iedereen die tussen de 18 en 65 jaar oud is en o.a. van buiten de Europese Unie langdurig in Nederland komt wonen, moet inburgeren. Dit betekent dus niet een tijdelijk verblijf voor werk of studie (expats bijvoorbeeld). Inburgeren doe je door het inburgeringsexamen af te leggen. Een inburgeringsexamen bestaat uit zes onderdelen: de vier taalvaardigheden (Lezen, Luisteren, Spreken en Schrijven) en de onderdelen Oriëntatie op de Nederlandse Arbeidsmarkt (ONA) en Kennis van de Nederlandse Maatschappij (KNM) af te ronden. De taalvaardigheden kun je op drie niveaus doen: A2 (inburgeringsexamen), B1 of B2 (Staatsexamens NT2). Een inburgeraar kiest een van deze niveaus.

Wanneer iemand vóór 1 januari 2015 inburgeringsplichtig werd, dan kan deze persoon inburgeren door alleen Staatsexamen Nt2 Programma I of Programma II te doen. Werd een persoon ná 1 januari 2015 inburgeringsplichtig, dan zijn naast het Staatsexamen NT2, ook de onderdelen KNM en ONA verplicht. Iemand die het Basisexamen Inburgering Buitenland heeft gedaan, moet in Nederland ook het Inburgeringsexamen afleggen.

(Zie Inburgering, Basisexamen Inburgering Buitenland).

Informeel leren

Bij informeel leren gaat het om onbedoeld (niet-intentioneel) leren. Dit betreft leerrendement van basisvaardigheden dat zich, min of meer spontaan, in contexten voordoet die niet expliciet rond leren georganiseerd zijn. Denk bijvoorbeeld aan georganiseerde activiteiten in het kader van (sociale) activering, maar ook aan het opdoen van kennis tijdens het lezen van de krant. Het gaat hier dus om leerervaringen als ‘bijvangst’ van activiteiten die gericht zijn op iets anders. Dit kan ook op het werk zijn. Het verschil met non-formeel leren op het werk is dat informeel leren niet georganiseerd is als ‘leeractiviteit’.

De begrippen non-formele en informele educatie worden vaak door elkaar gehaald. Soms is er ook verwarring over, bijvoorbeeld rond camouflagecursussen: die zouden dan informeel zijn, omdat je aan de buitenkant niet ziet dat er wel degelijk aan de eindtermen lezen en schrijven of digitale vaardigheden gewerkt wordt. Het camouflage-aspect van het aanbod is echter een middel voor werving en dwarsboomt niet de intentionaliteit waarmee aan de eindtermen wordt gewerkt. Informeel leren mag niet bekostigd worden vanuit de WEB.

(Zie Non-formele educatie).

Intake (volwasseneneducatie)

In een intake wordt in de volwasseneneducatie door middel van een gesprek en/of een toets of vragenlijst bepaald waar de leerwensen en leerpunten van iemand liggen. Ook worden de leefsituatie en mogelijkheden in kaart gebracht, de tijdsinvestering die een traject vraagt en de leerbaarheid van de deelnemer bepaald. Op basis van een intake kan vervolgens het verdere (educatie)traject worden uitgestippeld.

Een intake in taalcoaching is minder uitgebreid. Met een intake bij taalcoaching worden leerwensen in kaart gebracht gericht op de doelen van taalcoaching; meedoen in de maatschappij, momenten van taalcontact, zelfredzaamheid bevorderen etc. Aan de hand van de informatie uit een intake bij taalcoaching maakt een coördinator zo goed mogelijk een koppel van taalcoach en taalleerder. Er wordt bijvoorbeeld gekeken naar de gezinssituatie van een taalcoach, het werk van de taalcoach en mogelijk gemeenschappelijke interesses.

KNM

Kennis van de Nederlandse Maatschappij. Dit is een verplicht onderdeel van het Inburgeringsexamen. In dit examen wordt de kennis getoetst van diverse onderwerpen die belangrijk zijn om in de Nederlandse maatschappij te kunnen functioneren. Bijvoorbeeld omgangsvormen op de werkvloer, culturele gewoontes, de rechtsstaat, het onderwijssysteem, gezondheidszorg en verzekeringen, het politieke systeem, etc.

KNS

Kennis van de Nederlandse Samenleving.

  • KNS wordt gebruikt als overkoepelende term voor twee examens van het inburgeringsexamen: Kennis van de Nederlandse Maatschappij (KNM) en Oriëntatie op de Nederlandse Arbeidsmarkt (ONA).
  • In het asielzoekerscentrum bereiden bewoners zich al voor op de verplichte inburgering. Deze training heet ook ‘Kennis van de Nederlandse Samenleving’ (KNS). Deze training is gericht op de eigen verantwoordelijkheid, meedoen in de samenleving, wonen, gezondheidszorg, werk en inkomen.
  • Een verplicht onderdeel van het basisexamen inburgering buitenland heet ook Kennis van de Nederlandse Samenleving. 


(Zie Inburgeringsexamen, Basisexamen Inburgering Buitenland, KNM, ONA).

Laaggeletterd

De WEB* maakt onderscheid tussen analfabeten en laaggeletterden. Laaggeletterdheid is een term voor volwassenen die grote moeite hebben met taal, rekenen en digitale vaardigheden. Zij beheersen niet het referentieniveau 2F van het Referentiekader Taal en Rekenen, wat overeenkomt met het eindniveau van het vmbo of mbo-2. Deze groep mensen heeft bijvoorbeeld moeite met formulieren invullen, (klein)kinderen helpen met huiswerk, digitaal betalen, solliciteren en het begrijpen van bijsluiters van medicijnen.

Voor een begrippenkader in aansluiting op de Handreiking voor gemeenten om op kwaliteit te sturen, kunnen we de term Laaggeletterd ook als volgt definiëren: volwassenen die helemaal niet kunnen lezen of schrijven of die grote moeite hebben met lezen, schrijven, rekenen en digitale vaardigheden. Dit zijn vaak Nederlandstalige leerders, maar kunnen ook analfabete NT2- leerders zijn. (Iemand die de Nederlandse taal niet beheerst, enkel en alleen omdat deze persoon een andere moedertaal heeft en de Nederlandse taal (nog) niet machtig is, is niet laaggeletterd, maar anderstalig en (nog) laagtaalvaardig in het Nederlands. Iemand die alleen laag digitaal vaardig of laaggecijferd is, is niet laaggeletterd.)

Er bestaan verschillende aantallen die de omvang van laaggeletterdheid in Nederland aangeven, dit komt doordat sommige groepen al dan niet worden meegerekend en het ook afhankelijk is wat onder ‘digitaal vaardig’ wordt verstaan. De meest gangbare aantallen zijn:

• 1,3 miljoen laaggeletterden, waarvan 65% het Nederlands als moedertaal heeft. Dit aantal van 1,3 miljoen betreft de beroepsbevolking, die bestaat uit mensen tussen 16-65 jaar oud. Mensen die alleen onvoldoende digitale vaardigheden hebben, maar wel op niveau (≥2F) geletterd en gecijferd zijn, behoren niet tot de traditionele doelgroep van laaggeletterden.**

• 2,5 miljoen laaggeletterden; in dit aantal worden ook de mensen ouder dan 65 jaar meegenomen en mensen die laag digitaal vaardig of alleen laaggecijferd zijn.

* https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33911-3.html

** Bron: PIAAC(The Programme for the International Assessment of Adult Competencies). PIAAC is een internationaal onderzoek van de OESO, waaraan naast 37 andere landen ook Nederland deelnam. In Nederland zijn 5000 mensen van 16-65 jaar in het onderzoek betrokken. PIAAC betreft cijfers over 2012-2013. Het PIAAC onderzoek wordt ongeveer om de 10 jaar uitgevoerd. Het volgende PIAAC verschijnt naar verwachting in 2023-2024.

Laaggeletterde anderstalige

Een laaggeletterde anderstalige is iemand die een andere moedertaal dan het Nederlands beheerst, een mondelinge vaardigheid heeft in het Nederlands tot 2F/B1 en in het Nederlands onvoldoende lees- en schrijfvaardig is om zichzelf te kunnen redden met taken waarvoor taalvaardigheid op 2F vereist is.

Laagopgeleid, mensen met weinig schoolervaring

Onder laagopgeleide volwassenen verstaan we volwassenen die geen startkwalificatie hebben (of een opleiding  die daaraan min of meer gelijk te stellen is). De term ‘laagopgeleid’ wordt steeds minder gebruikt en vervangen door ‘mensen met weinig schoolervaring’.

Laagtaalvaardig

Je bent laagtaalvaardig als je de taal niet of nauwelijks beheerst. Je spreekt alleen van lage taalvaardigheid met betrekking tot anderstaligen. Laagtaalvaardigheid en laaggeletterdheid kunnen met elkaar verweven zijn, maar zijn twee verschillende zaken. Zo is bijvoorbeeld een hoogleraar uit Groot-Brittannië hoog taalvaardig in het Engels, maar laagtaalvaardig in het Nederlands. Een migrant uit Eritrea die geen onderwijs genoten heeft, nauwelijks kan lezen en schrijven in de eigen taal en nu begint met Nederlands leren, is zowel laaggeletterd in de eigen taal en het Nederlands als laagtaalvaardig in het Nederlands.

Leerwerkloket

  • Een leerwerkloket is een regionaal samenwerkingsverband tussen UWV, gemeenten, onderwijsinstellingen, kenniscentra en het bedrijfsleven. Het doel van de leerwerkloketten is om mensen te stimuleren een leven lang te leren. Iedereen met vragen over het regionale scholingsaanbod en (leerwerk)vacatures kan terecht bij het leerwerkloket. www.lerenenwerken.nl.

  • Maatwerk

    Het begrip maatwerk duidt op didactiek en aanbod dat aansluit op de individuele leerder. Doelgroepen in educatie verschillen van elkaar in moedertaal, leeftijd, achtergrond, of ze al of niet inburgeringsplichtig zijn e.d.. Die individuele verschillen zijn echter niet doorslaggevend voor het soort aanbod en het soort didactiek dat bij hen past. Een oudere Nederlander gepensioneerde die zijn computervaardigheden wil versterken, kan dat prima doen in een groep met een anderstalige, maar taalvaardige jonge moeder. Wat bepalend is voor maatwerk is in eerste instantie de leervraag en voorts wordt voor het maatwerk verder bepaald welke aanpak en didactiek bij de persoon past.

    Middenopgeleid

    Onder middenopgeleide volwassenen verstaan we volwassenen met een opleiding op mbo-3 of mbo-4 niveau of andere opleidingen die daaraan min of meer gelijk te stellen zijn.

    Migrant

    Een migrant is iemand die zijn land vrijwillig verlaat om in een ander land te wonen en/of te werken. Dit kan voor zowel bepaalde als onbepaalde tijd zijn. Een vluchteling is geen migrant.

    Modules docent Basisvaardigheden

    De negen opleidingsmodules voor de docenten basisvaardigheden, die ontwikkeld zijn door Freudenthal Instituut (UU), CINOP en ITTA UvA in opdracht van het Steunpunt Basisvaardigheden en die leiden tot een erkend certificaat voor de betreffende modules.

    Zie http://www.fi.uu.nl/nl/modulesbasisvaardigheden/

    Niveautoets

    Een niveautoets wordt afgenomen om te bepalen of een cursist de Nederlandse taal op het beoogde niveau beheerst. Niveautoetsen worden gebruikt in een formele onderwijssetting om te bepalen of iemand naar een volgend niveau kan of klaar is voor bijvoorbeeld een inburgeringsexamen of Staatsexamen NT2. Niveautoetsen zijn bij taalcoaching door vrijwilligers niet van toepassing.

    Naturaliseren

    Als iemand naturaliseert krijgt diegene de nationaliteit van een ander land dan zijn/haar geboorteland. In Nederland heeft iemand dan recht op een Nederlands paspoort en krijgt iemand extra rechten zoals het kiesrecht. In principe geldt de regel dat iemand kan naturaliseren wanneer hij/zij minimaal 5 jaar achter elkaar en zonder onderbreking met een geldige verblijfsvergunning in Nederland heeft gewoond. Inburgeren is niet hetzelfde als naturaliseren. Inburgeren is een plicht, maar naturaliseren is een keuze. Iemand kan ook kiezen voor het aanvragen van een permanente verblijfsvergunning om in Nederland te mogen wonen.
     

    Zie www.ind.nl.

    Non-formele educatie

    In de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) wordt non- formele educatie gedefinieerd als educatie die niet formeel is (en dus niet wordt afgesloten met een erkend diploma), maar die wel gericht is op het vergroten van basisvaardigheden volgens vastgestelde eindtermen*. Deze vastgestelde eindtermen beschrijven de leerdoelen en het niveau van het educatieaanbod (zie Memorie van toelichting bij de wijziging van de WEB in 2015**). De gemeente ziet toe op de kwaliteit van het non- formele educatieaanbod.

    In de praktijk zien we dat het bij non-formele educatie gaat om intentioneel en systematisch, georganiseerd leren op bijvoorbeeld een school, bij een bibliotheek of buurthuis, op het werk of een maatschappelijke organisatie.

    Hoewel de WEB hier geen onderscheid in maakt, wordt non formele educatie in de praktijk doorgaans op twee manieren vormgegeven:

    • Aanbod dat door professionals (al of niet mede ondersteund door vrijwilligers) wordt verzorgd. De aanbieder van non- formele educatie kan ervoor kiezen om ter afronding van een opleiding een diploma en/of certificaat uit te reiken, maar dit is dan geen erkend diploma (zie: formele educatie). Een aanbieder kan zowel erkende formele opleidingen educatie aanbieden als non-formele opleidingen educatie.

    • Laagdrempelig aanbod dat begeleid wordt door vrijwilligers. Individuele taalcoaching en groepsactiviteiten in bibliotheken en Taalhuizen vallen daarmee onder non-formele educatie. In de praktijk spreken we hier eerder over activiteiten dan over ‘opleidingen’. Het betreft non-formele leeractiviteiten omdat het leren van basisvaardigheden expliciet de bedoeling is. De non-formele activiteiten die verzorgd worden door vrijwilligers, zullen over het algemeen meer in kleine stapjes werken aan delen van de eindtermen.

    Alhoewel dat zo niet in de wet staat, kunnen we ten behoeve van een transparante communicatie over deze twee soorten non- formele educatie de termen non-formeel P en non-formeel V gebruiken.

    Zowel non-formele educatie P als V kan vormgegeven zijn als zogenaamd ‘camouflage-aanbod’. Dit is aanbod waarbij de insteek van de activiteit ogenschijnlijk niet draait om bijvoorbeeld het verbeteren van de basisvaardigheden, om de drempel voor deelname bij de werving van deelnemers te verlagen. Voorbeelden van camouflageaanbod zijn cursussen ‘Voorlezen aan je kleinkind’ (t.b.v. leesvaardigheid) of een cursus ‘Verkoop je spullen op Marktplaats’ (t.b.v. digitale vaardigheden). Aan de ‘achterkant’, voor de aanbieder en voor de gemeenten, is dit type aanbod wel degelijk intentioneel gericht op het vergroten van basisvaardigheden in relatie tot de vastgestelde eindtermen. Het heet camouflage omdat de beoogde leerders afgeschrikt worden door een cursus ‘lezen’.

    * https://wetten.overheid.nl/BWBR0032543/2020-11-25
    ** https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33911-3.html

    NT1

    In de Monitor laaggeletterdheid hanteert het CBS hiervoor de volgende definitie die we tijdens het werken aan de handreiking breed kwaliteitsbeleid laaggeletterdheid hanteren: Volwassenen die het Nederlands als moedertaal hebben.

    Binnen deze groep vallen verschillende doelgroepen met verschillende kenmerken. In de praktijk is de onderverdeling niet altijd goed te maken door overlap.

    Eerder was de definitie die we hier gebruikten: 

    ‘Nederlands als eerste taal. We duiden met deze term volwassenen aan die het Nederlands als moedertaal hebben, maar ook laagopgeleide Nederlanders met een andere moedertaal, die een gesprek kunnen voeren en discussiëren in het Nederlands (minimaal op niveau 2F
    van het Referentiekader Taal en Rekenen) en leerbehoeften hebben op het gebied van lezen en schrijven. Klasse! (www.ikwildatleren.nl) onderscheidt grofweg vier doelgroepen (profielen) binnen de groep autochtone laaggeletterden, gebaseerd op het gegeven dat deze laaggeletterden niet de Nederlandse taal moeten leren en dat de meesten niet vanaf 0 moet beginnen met het leren lezen en schrijven. De groep autochtone leerders die geheel niet gealfabetiseerd zijn valt ook onder de doelgroep NT1, maar vormt een minderheid van de totale doelgroep.’

    NT2

    In de Monitor laaggeletterdheid hanteert het CBS hiervoor de volgende definitie gebaseerd op de WEB, die we tijdens het werken aan de handreiking breed kwaliteitsbeleid laaggeletterdheid hanteren: Volwassenen met een moedertaal anders dan het Nederlands.

    Eerder was de definitie die we hier gebruikten:

    Nederlands als tweede taal. De term NT2 verwijst naar het taalonderwijs aan mensen met een andere moedertaal dan het Nederlands, waarbij het doel van dit onderwijs is dat zij de Nederlandse taal (verder) verwerven.

    ONA

    Oriëntatie op de Nederlandse Arbeidsmarkt. ONA is een verplicht onderdeel van het inburgeringsexamen vanaf 1 januari 2015. Doel van dit examen is dat inburgeraars leren hoe de Nederlandse arbeidsmarkt eruitziet en hun kansen op de arbeidsmarkt vergroten. Voor dit examenonderdeel doorlopen inburgeraars een individueel oriëntatieproces en stellen zij een portfolio samen. Het examen bestaat uit een gesprek over het oriëntatieproces aan de hand van het portfolio.

    Ondertussengroep

    Mensen die in het kader van de inburgeringswet 2013-2021 aan hun inburgeringsplicht voldaan hebben, maar te weinig zijn toegerust voor een duurzame integratie. Veelal betreft het mensen die ontheven zijn van de inburgeringsplicht op niveau A2 vanwege ‘aantoonbaar geleverde inspanning’. Dat betekent dat de inburgeraar al 600 uur taalles heeft gevolgd maar nog niet in de buurt is van taalniveau A2 of de inburgeringsexamens al vier maal zonder succes heeft afgelegd.

    Het valt te verwachten dat mensen uit de ondertussengroep vroeg of laat een beroep zullen doen op de volwasseneneducatie.

    Het ministerie van SZW voorziet gemeenten van extra financiële middelen om deze inburgeraars ondersteuning te bieden om hen toch zelfredzamer te maken.

    Opleiding

    In artikel 7.3.1 van de WEB is vastgelegd welke opleidingen educatie worden onderscheiden:

    • de opleidingen Nederlandse taal en rekenen, gericht op alfabetisering en op het ingangsniveau van het beroepsonderwijs;
    • de opleidingen Nederlands als tweede taal I en II die opleiden voor het diploma Nederlands als tweede taal, bedoeld in het Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal;
    • de opleidingen Nederlands als tweede taal, gericht op beheersing van een basisniveau Nederlandse taal;
    • de opleidingen Nederlands als tweede taal, gericht op alfabetisering;
    • de opleiding digitale vaardigheden, gericht op redzaamheidniveau basisvaardigheden van volwassenen;
    • de opleiding digitale vaardigheden, gericht op het ingangsniveau van de opleidingen van het beroepsonderwijs.

    Participatieverklaring

    De participatieverklaring is vanaf 1 oktober 2017 een onderdeel van de inburgering voor inburgeringsplichtigen. Het participatieverklaringstraject bestaat uit een inleiding in de Nederlandse kernwaarden en ondertekening van de participatieverklaring door de inburgeraar.

    Portfolio

    Een portfolio is een dossier waarin een cursist zijn/haar leerproces in kaart brengt. De cursist verzamelt bewijsmateriaal van activiteiten, ervaringen en behaalde resultaten gedurende het leerproces. Op basis van een portfolio kan een docent ook bepalen of een cursist voldoende taalvaardig is voor het beoogde niveau. Er is onderscheid te maken tussen een examenportfolio en een onderwijsportfolio.

    Een examenportfolio is bijvoorbeeld het portfolio dat inburgeraars samenstellen voor het inburgeringsexamenonderdeel ONA. Een cursist levert een verzameling aan van bewijsstukken van eigen producten die het verlangde niveau (taal, rekenen, digitale vaardigheden) aantonen.

    Een onderwijsportfolio is een verzameling van reeds behaalde resultaten en onderwijsactiviteiten van het leren van de cursist.

    Professional

    Professionals zijn ondersteuners in educatieopleidingen (docenten, coördinatoren) die op het gebied van vakkennis een geëigende opleiding hebben gevolgd.

    Raamwerk Alfabetisering NT2

    Het Raamwerk alfabetisering NT2 is een overzicht van de niveaus en vaardigheden in relatie tot alfabetisering in Nederlands als tweede taal. Het Raamwerk maakt onderscheid tussen technische vaardigheden en functionele vaardigheden. Beide bestaan uit drie niveaus: Alfa A, Alfa B en Alfa C. Beheerst iemand Alfa
    C niveau, dan staat dat qua lezen en schrijven en schriftelijke taalvaardigheid ongeveer gelijk aan het Raamwerk NT2 niveau A1.

    De stap die leerders moeten maken tussen Alfa B en Alfa C verschilt overigens van de stap van geletterde leerders van A0 naar A1.)

    Raamwerk NT2

    Het Raamwerk NT2 is een overzicht en bewerking van de niveaubeschrijvingen zoals die worden benoemd in het ERK/CEFR. De vaardigheden die in het Raamwerk NT2 zijn opgenomen zijn: lezen, luisteren, schrijven, spreken en gesprekken voeren. Per vaardigheid zijn er vijf taalniveaus uitgewerkt en voorzien van voorbeelden. Het betreft de taalniveaus A1, A2, B1, B2 en C1. De niveaubeschrijvingen en uitwerkingen uit het Raamwerk NT2 komen overeen met de niveaubeschrijvingen van het ERK/CEFR (zie omschrijving). Het Raamwerk NT2 betreft uitsluitend de niveaubeschrijvingen voor het Nederlands als tweede taal.

    De niveaus van het Raamwerk NT2 en het Referentiekader taal en rekenen worden doorgaans als volgt – grofweg - vergeleken:

    A1 = instroomniveau (waarvoor in het Referentiekader geen standaarden en eindtermen zijn geformuleerd)
    A2 = 1F
    B1 = 2F
    B2 = 3F
    C1 = 4F

    Nota bene: een NT2-leerder met een Staatsexamen NT2 op zak, beheerst niet automatisch ook het equivalent uit het Referentiekader taal en rekenen. Daarvoor zijn er teveel verschillen tussen de twee kaders en tussen moedertaal- en tweede taalsprekers.

    Referentiekader taal en rekenen

    In het Referentiekader taal en rekenen* is voor het Nederlandse onderwijs (van de basisschool tot en met mbo-4) vastgelegd wat leerlingen moeten kennen en kunnen als het gaat om Nederlandse taal en rekenen/wiskunde. Het referentiekader beschrijft beheersingsniveaus van de Nederlandse taal en rekenen. Het kader geeft voor ieder niveau aan welke kennis en vaardigheden erbij horen. Het gaat om basiskennis en -vaardigheden die voor alle leerlingen van belang zijn. Voor taal zijn er in totaal vier niveaus beschreven en voor rekenen/ wiskunde drie.

    De niveaus worden uitgedrukt in F-niveaus, fundamentele niveaus. De eindniveaus in het onderwijs zijn: 1F: primair en speciaal onderwijs; 2F: vmbo, mbo 1, 2, 3; 3F: mbo 4, havo; 4F: vwo. In de volksmond wordt ook wel gesproken over de referentieniveaus van Meijerink (naar de werkgroep die het Referentiekader taal en rekenen ontwikkelde).

    De niveaus van het Referentiekader taal en rekenen en het Raamwerk NT2 worden doorgaans als volgt – grofweg - vergeleken:


    1F = A2
    2F = B1
    3F = B2
    4F = C1

    Nota bene: een NT2-leerder met een Staatsexamen NT2 op zak, beheerst niet automatisch ook het equivalent uit het Referentiekader taal en rekenen. Daarvoor zijn er teveel verschillen tussen de twee kaders en tussen moedertaal- en tweede taalsprekers.

    * https://wetten.overheid.nl/BWBR0027679/2020-08-01

    Regeling eindtermen educatie

    In de Regeling eindtermen educatie 2013 (https://wetten. overheid.nl/BWBR0032543/2020-11-25) is vastgelegd wat de standaarden en eindtermen zijn voor de opleidingen Nederlandse taalvaardigheid, rekenen en Nederlands als tweede taal die in het kader van de volwasseneneducatie kunnen worden verzorgd.

    In de Regeling digitale vaardigheden uit 2018 (https://wetten. overheid.nl/BWBR0040019/2018-01-01) zijn de standaarden en eindtermen voor digitale vaardigheden omschreven.

    De regeling is het wettelijke kader voor de opleidingen in het kader van de volwasseneneducatie, de standaarden en eindtermen zijn als bijlage bij de regeling opgenomen.

    Rekenmeter

    De Rekenmeter geeft gemeenten, bedrijven, schuldhulpverleningsorganisaties, formulierenbrigades en andere organisaties snel een indicatie of hun cliënten, werknemers of klanten moeite hebben met rekenen. Het is een online test met een aantal korte vragen, die deelnemers kunnen maken op een computer. De Rekenmeter is geen toets. Als na het afnemen van de Rekenmeter blijkt dat iemand moeite heeft met rekenen, dan dient door middel van een betrouwbare toets het rekenniveau vastgesteld te worden.

    Meer informatie over de Rekenmeter is te vinden op www.basismeters.nl

    Rekenvaardigheid

    Rekenvaardigheid betreft het kunnen oplossen van sommen, oog hebben voor getallen en begrijpen hoe getallen werken. Rekenvaardigheid is een aspect van gecijferdheid. Voor volwassenen gelden de Standaarden en eindtermen ve als niveaubepaling van rekenvaardigheid. In deze standaarden en eindtermen is voor drie niveaus rekenvaardigheid beschreven. Deze niveaus corresponderen met de F-niveaus beschreven in het Referentiekader Taal en Rekenen.

    (Zie Gecijferdheid, Standaarden en eindtermen ve, Referentiekader Taal en Rekenen).

    Sociaal domein

  • Met het sociaal domein wordt bedoeld de leefgebieden waar een burger in de maatschappij zich moet redden. Denk aan financiën, onderwijs, opvoeding, werk, gezondheid, sociale activiteiten.

    Volwasseneneducatie is veelal primair gericht op het verwerven van zelfredzaamheid en vergrote competenties van leerder in die leefgebieden, via de aandacht voor basisvaardigheden. Idealiter is er een verbinding tussen educatie en de leefgebieden en wordt er vanuit de gemeenten ook een overkoepelende visie geschreven op versterking van het functioneren in het sociale domein en de volwasseneneducatie.

  • Sociale inclusiemeter

    Met deze meter kan in een kwartier ingeschat worden of iemand mogelijk scholing nodig heeft in een van de basisvaardigheden. Meer informatie is te vinden op www.basismeters.nl

    Staatsexamens NT2

    De Staatsexamens NT2 zijn de landelijke taalexamens voor volwassenen die het Nederlands als tweede taal leren. Zij kunnen met een Diploma Staatsexamen NT2 laten zien dat zij de Nederlandse taal voldoende beheersen om in Nederland te kunnen werken of studeren. De examens staan open voor personen vanaf zeventien jaar, ongeacht nationaliteit of opleiding. De Staatsexamens NT2 bestaan uit twee programma’s:

    • Programma I is bedoeld voor mensen die willen werken of studeren op mbo-3 of -4 niveau. Het taalniveau van dit programma is B1.

    • Programma II is voor mensen die willen werken of studeren aan het hbo of de universiteit. Het taalniveau van dit programma is B2.

    Het Diploma Staatsexamen NT2 geldt als startbewijs voor het reguliere Nederlandse onderwijs. Scholen en universiteiten zijn vrij in het bepalen van hun toelatingseisen aan aspirant- studenten. Het Diploma Staatsexamen NT2 is dan ook geen garantie om te worden toegelaten tot een opleiding in het vervolgonderwijs. Met een van de twee diploma’s Staatsexamen NT2 kan worden voldaan aan de wettelijke taaleisen voor inburgering en naturalisatie. (Zie Inburgering).

    Standaarden en eindtermen ve

    De Standaarden en eindtermen ve zijn de niveaubepalingen voor de volwasseneneducatie en gaan over taal, rekenen en digitale vaardigheden. De standaarden geven het niveau aan van een taal-, reken- of digitale taak aan. De standaarden vormen de basis voor de eindtermen. Eindtermen geven aan wat iemand moet kunnen aan het eind van een opleiding of activiteit.

    De niveaus zijn gerelateerd aan het Referentiekader taal en rekenen en vergelijkbaar met het Europees Referentiekader (ERK/ CEFR). De standaarden en eindtermen zijn uitgewerkt in drie niveaus: instroomniveau, 1F en 2F. Per niveau en vaardigheid zijn taken benoemd die volwassenen tegenkomen in het dagelijks leven. De standaarden en eindtermen worden ook gebruikt als meetlat om te bepalen op welk niveau een deelnemer zich bevindt of welk niveau een bepaalde taal-, reken- en/ of digitale taak heeft.

    De standaarden en eindtermen zijn als bijlage opgenomen in de Regeling eindtermen educatie (zie aldaar)
    Zie https://taalenrekenenmbo.nl/publicaties/standaarden-en- eindtermen-ve/

    Startkwalificatie

    Een startkwalificatie is het minimale niveau dat nodig wordt geacht om een volwaardige plaats op de arbeidsmarkt te verwerven. Iemand beschikt over een startkwalificatie wanneer hij een havo- of vwo-diploma of minimaal een mbo-2 diploma heeft. Het niveau van een startkwalificatie is 2F van het Referentiekader taal en rekenen.

    Statushouder

    Asielzoekers die als vluchteling worden erkend krijgen een vluchtelingenstatus. Zij worden ook wel statushouder of vergunninghouder genoemd. Statushouders mogen een opleiding volgen of werken in Nederland. Statushouders vallen onder de Wet Inburgering en zijn inburgeringsplichtig. 

    (Zie Inburgering).

    Taal voor het leven

    Taal voor het Leven is een ondersteuningsprogramma dat gemeenten en organisaties helpt met het bereiken van mensen die laaggeletterd zijn en het organiseren van scholing voor mensen die beter willen leren lezen, schrijven, spreken, rekenen of omgaan met de computer. Taal voor het Leven werkt daarin regionaal samen met bijvoorbeeld gemeenten, het UWV, sociale wijkteams, taalaanbieders, taalcoachorganisaties en bibliotheken.

    Taal voor het Leven heeft zeven regionale teams en streeft ernaar om in heel Nederland gemeenten en organisaties te ondersteunen. Taal voor het Leven is onderdeel van Tel mee met Taal. 

    (Zie Tel mee met Taal).

    Taalakkoord

    Een taalakkoord is een initiatief vanuit de overheid om partners te laten samenwerken bij het verbeteren van taalvaardigheid en tegengaan van laaggeletterdheid. Er bestaan verschillende invullingen van een taalakkoord. Zo kunnen werkgevers zich aansluiten bij een taalakkoord als zij gericht aandacht willen besteden aan het verbeteren van de taalvaardigheid van hun werknemers. Dit kunnen ze doen door bijvoorbeeld taaltrainingen te organiseren/faciliteren voor hun werknemers of door zich in te zetten als ambassadeur.

    Er zijn ook regionale taalakkoorden. Daarin wordt afgesproken welke resultaten een arbeidsmarktregio wil halen en wat de partners in de regio daar voor doen. www.taalakkoord.nl

    Taalambassadeur

    Taalambassadeurs zijn (oud-)cursisten die vanuit hun eigen ervaringen aan uiteenlopende doelgroepen – van politici tot potentiële taalcursisten - duidelijk kunnen maken hoe ingewikkeld het leven is als je basisvaardigheden zoals lezen, schrijven, rekenen of spreken onvoldoende beheerst.

    Taalambassadeurs hebben een speciale opleiding gevolgd. Ze leren om andere laaggeletterden te motiveren om de moeilijke stap naar school te zetten.

    Ambassadeurs gaan naar gemeenten, basisscholen, bibliotheken, welzijnswerk of andere organisaties om daar hun verhaal te vertellen en maken het probleem van laaggeletterdheid breder bekend en bespreekbaar.

    Taalcoachcoördinator

    Een taalcoachcoördinator is de coördinerende persoon binnen een taalvrijwilligersorganisatie. De taalcoördinator verzorgt de intake van vrijwilligers, maakt taalkoppels, biedt ondersteuning aan taalvrijwilligers, attendeert hen op trainingsmogelijkheden, organiseert bijeenkomsten voor vrijwilligers, geeft advies over te gebruiken materialen.

    Daarnaast werft een taalcoachcoördinator deelnemers en vrijwilligers en onderhoudt hij/zij contacten met samenwerkingspartners. Ook is lokale promotie van taalcoaching onderdeel van het takenpakket.

    Taalcoach/taalvrijwilliger NT1

    Een taalcoach/vrijwilliger NT1 is er voor het oefenen met lezen en schrijven, maar het werken aan zelfvertrouwen van de leerder is minstens zo belangrijk. Geduld en het opbouwen van een vertrouwensband zijn daarbij essentieel. Taalcoaches/ taalvrijwilligers NT1 komen niet veel voor. Deze vorm van taalcoaching is echt anders dan taalcoaching bij NT2. Taalcoaching NT1 is aanvullend op het onderwijs met een professionele docent, nooit een vervanging. Denk bijvoorbeeld aan hulp bij het invullen van een formulier, aan samen naar de bibliotheek gaan of ondersteuning bieden bij verbeteren van digitale vaardigheden.

    Taalcoach/taalvrijwilliger NT2

    Taalcoaches/vrijwilligers NT2 begeleiden anderstaligen bij het oefenen en/of verbeteren van de Nederlandse taal. Taalcoaches worden ook wel taalmaatjes of taalbegeleiders genoemd. Taalcoaching bij NT2 is voornamelijk gericht op veel oefenen met de Nederlandse taal en contacten leggen met Nederlandstaligen om op die manier beter mee te kunnen doen in de maatschappij.


    Taalcoaching bij NT2 gaat meestal om het oefenen van spreekvaardigheid en is eventueel aanvullend op onderwijs met een professionele docent. Het is geen vervanging van formele opleidingen of non-formeel aanbod door een professional. Er zijn verschillende invullingen van taalcoaching mogelijk, bijvoorbeeld:


    • Eén op één taalcoaching; een taalcoach en deelnemer spreken wekelijks af. Bijvoorbeeld in de bibliotheek, op
    de markt of gewoon thuis. Er wordt gericht gewerkt aan een (taal)hulpvraag, bijvoorbeeld het oefenen voor een examen(onderdeel), oudergesprekjes op school, het oefenen van stagesituaties of ondersteunen bij het theorie rijexamen.


    • Taalcoaching in (kleine) groepen; vaste kleine groepen oefenen op een interactieve manier de taal onder begeleiding van een vrijwilliger.


    • Taalcafés; laagdrempelige (inloop)bijeenkomsten waarbij anderstaligen met elkaar en vrijwilligers over bepaalde thema’s praten in het Nederlands. Bijvoorbeeld in een bibliotheek, buurthuis of bij een taalschool.

    Taalcoach-coördinator

    Een taalcoachcoördinator is de coördinerende persoon binnen een taalvrijwilligersorganisatie. De taalcoördinator verzorgt de intake van vrijwilligers, maakt taalkoppels, biedt ondersteuning aan taalvrijwilligers, attendeert hen op trainingsmogelijkheden, organiseert bijeenkomsten voor vrijwilligers, geeft advies over te gebruiken materialen.

    Daarnaast werft een taalcoachcoördinator deelnemers en vrijwilligers en onderhoudt hij/zij contacten met samenwerkingspartners. Ook is lokale promotie van taalcoaching onderdeel van het takenpakket.

    Taaleis

    De Wet Taaleis* is een onderdeel van de Participatiewet. Volgens de Wet Taaleis moeten bijstandsgerechtigden die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheersen, zich inspannen om de taal op een basisniveau te krijgen. De Wet Taaleis is op 1 januari 2016 in werking getreden. Het idee achter deze wet is dat een basisniveau van de Nederlandse taal bijdraagt aan het vinden van een baan en aan andere vormen van maatschappelijke participatie. De gemeente moet bij een uitkeringsgerechtigde met een betrouwbare en betrouwbaar afgenomen taaltoets laten bepalen of hij de taal voldoende beheerst wat betreft lezen, luisteren, spreken, gesprekken voeren en schrijven. Onder voldoende wordt verstaan taalniveau A2 voor anderstaligen, taalniveau 1F voor Nederlandstaligen. Iemand valt niet onder de wet Taaleis, wanneer iemand kan aantonen dat hij/zij:

    • Of acht jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd;
    • Of het inburgeringsexamen heeft behaald;
    • Of middels een ander document kan aantonen dat hij/zij de

    Nederlandse taal op A2 of >1F beheerst.

    * https://wetten.overheid.nl/BWBR0036496/2016-01-01

    Taalhuis

    Een Taalhuis is een samenwerkingsverband, waarin verschillende partijen samenwerken aan de aanpak van laaggeletterdheid. Partijen die meedoen zijn bijvoorbeeld de gemeente, de bibliotheek, welzijnsorganisaties en taalaanbieders.

    De aanpak van laaggeletterdheid wordt in elk Taalhuis lokaal (en dus verschillend) ingevuld . Een Taalhuis kan zich op één of meerdere locaties in een gemeente bevinden, bijvoorbeeld in een bibliotheek. Laaggeletterden en anderstaligen kunnen met hun vragen over taal en lesmogelijkheden ook terecht bij een Taalhuis.

    Taalhuizen worden gecertificeerd door het CBCT (https://certificeringsorganisatie.nl/taalhuizen/).

    Taalles

    Les van een professionele docent. Binnen de volwasseneneducatie wordt taalles gegeven door een docent Basisvaardigheden, docent NT1 of docent NT2. Een taalvrijwilliger/taalcoach geeft geen les, maar taalcoaching.

    Taalmeter

    De Taalmeter geeft gemeenten, bedrijven, schuldhulpverleningsorganisaties, formulierenbrigades en andere organisaties snel een indicatie van de lees- en schrijfvaardigheid van hun cliënten, werknemers of klanten. Het is een online test met een aantal korte vragen, die deelnemers maken op een computer. De Taalmeter is geen toets. Als na het afnemen van de Taalmeter blijkt dat iemand moeite heeft met lezen en/of schrijven, dan dient door middel van een betrouwbare toets het taalniveau vastgesteld te worden (bijvoorbeeld een TOA-toets).

    De Taalmeter is niet bedoeld om informatie te krijgen over de taalvaardigheid van anderstaligen die de Nederlandse taal nog aan het leren zijn. Meer informatie over de Taalmeter is te vinden op www.basismeters.nl

    (Zie Laagtaalvaardig).

    Taalpunt

    Een Taalpunt heeft als belangrijkste taken het geven van advies en doorverwijzen. Een Taalpunt bevindt zich vaak in een bibliotheek, maar er zijn ook Taalpunten in ziekenhuizen of een UWV-locatie.

    Taalvrijwilligersorganisaties / taalcoachorganisaties

    Taalvrijwilligersorganisaties en taalcoachorganisaties organiseren taalcoaching voor NT1- en NT2-leerders. Deze maatschappelijke organisaties zijn bijvoorbeeld welzijnsorganisaties, VluchtelingenWerk, Humanitas, maar kunnen ook onafhankelijke stichtingen/initiatieven zijn. Deze organisaties opereren zelfstandig en werken samen met gemeenten. Vaal trainen professionele taalaanbieders de vrijwilligers zodat zij leerders kunnen ondersteunen. De organisaties hebben taalcoachcoördinatoren die de vrijwilligers coördineren.

    Tel mee met Taal

    Tel mee met Taal* is een landelijk actieprogramma waarmee de ministeries van OCW, SZW, VWS en BZK uitvoering geven aan de aanpak laaggeletterdheid. De aanpak is erop gericht om laaggeletterdheid te voorkomen en bestaande laaggeletterdheid aan te pakken en om ervoor te zorgen dat iedereen voldoende basisvaardigheden heeft om mee te kunnen doen in onze maatschappij. Met het programma Tel mee met Taal worden onder andere gemeenten, aanbieders van opleidingen, werkgevers, bibliotheken en maatschappelijke organisaties ondersteund om laaggeletterden te herkennen, door te verwijzen en te scholen. De activiteiten worden door verschillende partijen uitgevoerd.

    * https://www.telmeemettaal.nl/

    Vluchteling

    Een vluchteling is iemand die zijn land ontvlucht of is gevlucht voor (dreiging van) gevaar of geweld. Deze persoon heeft gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of het hebben van een politieke overtuiging. In het eigen land van deze persoon biedt de regering hiertoe geen bescherming. Deze persoon kan niet terugkeren naar het land van herkomst. Dit zijn politieke vluchtelingen; zij vluchten voor hun veiligheid.

    Economische vluchtelingen zijn mensen die ‘vluchten’ in de hoop op een beter leven. De term economische vluchteling is eigenlijk onjuist, omdat economische motieven niet erkend worden als reden voor bescherming of opvang door een ander land.  Vluchtelingen die als politiek vluchteling worden erkend, krijgen een status en zijn dan ook inburgeringsplichtig.

    Volwasseneneducatie

    Volwasseneneducatie is onderwijs voor volwassenen gericht op bevordering van zelfredzaamheid. Het betreft basisvaardigheden: opleidingen Nederlands als eerste en tweede taal (inclusief alfabetisering), rekenen en digitale vaardigheden.

    Volwasseneneducatie sluit waar mogelijk aan op het ingangsniveau van het beroepsonderwijs (2F van het Referentiekader taal en rekenen). In de WEB wordt volwasseneneducatie aangeduid als ‘overige educatie.’ In artikel 7.3.1. van de Web wordt beschreven welke opleidingen educatie worden onderscheiden*.

    (Zie WEB / Wet educatie en beroepsonderwijs)
    * https://wetten.overheid.nl/BWBR0007625/2021-01-01/#Hoofdstuk7_Titeldeel3

    Voortgangstoets

    Een voortgangstoets wordt afgenomen om de voortgang van een leerder in kaart te brengen. Het is een test om te zien of de cursist de behandelde lesstof inmiddels beheerst. Met behulp van voortgangstoetsen wordt veelal bepaald of een cursist naar een volgend niveau kan. Deze toets wordt in een formeel educatietraject afgenomen.

    Vrijwilliger

    Een vrijwilliger in volwasseneneducatie is iemand die zich onbetaald of ten hoogste met een vrijwilligersvergoeding inzet voor de ondersteuning van de ontwikkeling van basisvaardigheden van volwassenen.

    WEB

    Wet educatie en beroepsonderwijs, ingevoerd in 1996 en ten aanzien van de volwasseneneducatie gewijzigd per 1 januari 2015. Deze wet regelt de organisatie van verschillende vormen van beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.

    Gemeenten krijgen jaarlijks budget op basis van deze wet voor het inkopen van opleidingen en activiteiten gericht op het verbeteren van de Nederlandse taal, rekenen en digitale vaardigheden. Educatieaanbod mag uitsluitend zijn bestemd voor volwassenen vanaf 18 jaar die niet inburgeringsplichtig zijn. Met het WEB- budget kunnen opleidingen en activiteiten worden gefinancierd gericht op het volgende:

    • Nederlandse taal en rekenen, gericht op alfabetisering en op het ingangsniveau van het beroepsonderwijs;

    • Nederlands als tweede taal, Programma I en II die opleiden voor het diploma Nederlands als tweede taal, bedoeld in het Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal;

    • Nederlands als tweede taal, gericht op beheersing van een basisniveau Nederlandse taal;

    • Nederlands als tweede taal, gericht op alfabetisering;
    • bij ministeriële regeling aan te wijzen andere opleidingen en activiteiten.

    De WEB-gelden kunnen zowel aan formele als non-formele opleidingen educatie worden besteed.

    Zie https://wetten.overheid.nl/BWBR0007625/2021-01-01

    >

    Gelukt!

    Waarschuwing

    Oeps, er gaat iets fout. Gebruik het menu om terug te keren naar de website.